
Jurisprudentie
AU2613
Datum uitspraak2005-09-09
Datum gepubliceerd2005-09-14
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200506466/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Datum gepubliceerd2005-09-14
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200506466/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter
Indicatie
Bij besluit van 10 juni 2005, kenmerk 60569, heeft verweerder krachtens de Wet milieubeheer aan "Paintball Twente (Starworld)" vergunning verleend voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting voor het spelen van 'Paintball' gelegen aan de Twekkelerweg tegen over nummer 337 te Hengelo. Dit besluit is op 15 juni 2005 ter inzage gelegd.
Uitspraak
200506466/2.
Datum uitspraak: 9 september 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:
[verzoekers], allen wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Hengelo (Overijssel),
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 10 juni 2005, kenmerk 60569, heeft verweerder krachtens de Wet milieubeheer aan "Paintball Twente (Starworld)" vergunning verleend voor het oprichten en in werking hebben van een inrichting voor het spelen van 'Paintball' gelegen aan de Twekkelerweg tegen over nummer 337 te Hengelo. Dit besluit is op 15 juni 2005 ter inzage gelegd.
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 22 juli 2005, bij de Raad van State ingekomen op 25 juli 2005, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 3 augustus 2005.
Bij brief van 22 juli 2005, bij de Raad van State ingekomen op 25 juli 2005, hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
Buiten bezwaren van partijen zijn nog stukken in het geding gebracht.
De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 30 augustus 2005, waar verzoekers in persoon is verschenen.
Voorts is namens vergunninghouder F.J. Narraina daar gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Artikel 8.10, eerste lid, van de Wet milieubeheer bepaalt dat de vergunning slechts in het belang van de bescherming van het milieu kan worden geweigerd. Ingevolge artikel 8.11, tweede lid, kan een vergunning in het belang van de bescherming van het milieu onder beperkingen worden verleend. Ingevolge het derde lid van dit artikel worden aan een vergunning de voorschriften verbonden die nodig zijn ter bescherming van het milieu. Voorzover door het verbinden van voorschriften aan de vergunning de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken, niet kunnen worden voorkomen, worden aan de vergunning de voorschriften verbonden, die de grootst mogelijke bescherming bieden tegen die gevolgen, tenzij dat redelijkerwijs niet kan worden gevergd.
Hieruit volgt dat de vergunning moet worden geweigerd, indien de nadelige gevolgen die de inrichting voor het milieu kan veroorzaken door het stellen van voorschriften en beperkingen niet kunnen worden voorkomen dan wel niet voldoende kunnen worden beperkt.
Bij de toepassing van de artikelen 8.10, eerste lid, en 8.11 van de Wet milieubeheer komt verweerder een zekere beoordelingsvrijheid toe, die haar begrenzing onder meer vindt in hetgeen voortvloeit uit de meest recente algemeen aanvaarde milieutechnische inzichten.
2.3. Verzoekers stellen dat de aanwezigheid van de inrichting zich niet verdraagt met het ter plaatse geldende bestemmingsplan. Deze beroepsgrond heeft geen betrekking op het belang van de bescherming van het milieu in de zin van artikel 8.10 van de Wet milieubeheer en kan reeds om die reden niet slagen. Het verzoek treft in zoverre derhalve geen doel.
2.4. Verzoekers vrezen dat de aan de vergunning verbonden voorschriften niet zullen worden nageleefd. Zij stellen dat het voorkomt dat bezoekers van de inrichting het betrokken terrein verlaten waardoor "Paintball" kogels in hun tuin terecht komen.
De voorzitter overweegt dat deze grond geen betrekking heeft op de rechtmatigheid van de ter beoordeling staande vergunning en reeds om die reden niet kan slagen. De Algemene wet bestuursrecht voorziet overigens in de mogelijkheid tot het treffen van maatregelen die strekken tot het afdwingen van de naleving van de voorschriften die aan de vergunning zijn verbonden.
2.5. Verzoekers voeren aan te vrezen voor geluidoverlast. Zij stellen hierbij dat de inrichtinghouder in het verleden bij het houden van 'Paintball' wedstrijden geluidoverlast heeft veroorzaakt.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat verweerder de geluidbelasting heeft beoordeeld aan de hand van de Handreiking industrielawaai en vergunningverlening van 1998 en de Circulaire schietlawaai van 1979. Tevens blijkt uit het bij de aanvraag gevoegde geluidonderzoek dat de geluidbelasting ten gevolge van het in werking zijn van de onderhavige inrichting onder de gestelde richtwaarden blijft. Daarnaast heeft vergunninghouder ter zitting aangegeven bereid te zijn extra niet door de vergunning vereiste maatregelen, waaronder het aanleggen van een geluidwal, ter voorkoming van hinder te nemen.
De Voorzitter stelt vast dat noch uit hetgeen verzoekers hebben aangevoerd, noch anderszins blijkt dat de geluidsbelasting dusdanig is dat het treffen van een voorlopige voorziening gelet op de betrokken belangen is aangewezen. Het verzoek komt derhalve niet voor inwilliging in aanmerking.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. W. Konijnenbelt, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van drs. G.K. Klap, ambtenaar van Staat.
w.g. Konijnenbelt w.g. Klap
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 9 september 2005
315.